‘INNOVEREN BEGINT TUSSEN DE OREN’





In een tijdperk van steeds snellere technologische ontwikkelingen én steeds complexere milieuvraagstukken staat innovatie ook bij de Omgevingsdienst hoog op de agenda. Maar hoe kun je vernieuwen zonder het overzicht kwijt te raken en hoe zorg je ervoor dat innoveren geen doel op zich wordt? Onze directeur Toezicht en Handhaving Mario Bakker heeft daar wel antwoord op: ‘Je moet er als organisatie vooral slimmer van worden.’





MARIO BAKKER

Directeur Toezicht en Handhaving












‘Innoveren gaat niet over de nieuwste gadgets of fancy tools: het gaat over slimmer werken. En als organisatie moet je denk ik continu aandacht hebben voor vernieuwing’, zegt Bakker. ‘De bedrijven die wij controleren, zijn op zichzelf ook bezig met innovatie. En als bedrijven daarmee bezig zijn, krijgen wij daar als overheid natuurlijk direct mee te maken. Als overheid moet je vanuit die ontwikkeling bij bedrijven daarom zelf continu in beweging blijven. De problemen wordt steeds complexer en de vraagstukken ook steeds moeilijker.’



Volgens Bakker is de eerste stap van innoveren dan ook: denken. Met welke vernieuwende ideeën kunnen we die moeilijke vragen beantwoorden en lastige problemen oplossen? Vervolgens moet je in staat zijn om op basis van die conceptuele ideeën iets concreets te ontwerpen of te ontwikkelen, dat je uiteindelijk daadwerkelijk kunt toepassen. Anders leiden al die mooie ideeën nergens toe. Bakker: ‘Binnen de organisatie hebben we om die reden een innovatieagenda. Die is erop gericht dat we meer gaan kijken hoe het vakgebied zich ontplooit, zodat we daarop een langjarige agenda kunnen ontwikkelen die meer structuur geeft binnen onze innovatieopgaven. Geen stap voorwaarts, maar een grote sprong, is de gedachte.’





Automatiseren

Energietransitie is zo’n onderwerp op de innovatieagenda. ‘Er zijn veel ontwikkelingen die goed zijn vanuit energieoogpunt, maar waarop de overheid nog niet direct is ingericht. Als bedrijven bijvoorbeeld uit diepe bronnen warm water willen oppompen – wat nu uit duurzaamheidsoogpunt heel veel gebeurt – dan moet je daar als organisatie wel mee leren omgaan. Deze werkwijze levert enorme hoeveelheden data op over bijvoorbeeld het rendement van de installaties, waar je overzicht in moet aanbrengen. Maar je moet ook bepalen op welke manier je op een behapbare manier toezicht houdt op die bedrijven. Met onze IT-afdeling hebben we daarom een tool ontworpen die heel snel data kan genereren, waar gewone mensen normaal gesproken dagen mee bezig zouden zijn, waardoor we nu heel snel die gegevens boven tafel krijgen. Daar hebben we ook een landelijke prijs voor gewonnen.’



Een andere ontwikkeling is dat de burger steeds meer informatie opvraagt bij de overheid – dus ook bij de Omgevingsdienst. Volgens de Wet open overheid moet die overheidsinformatie voor iedereen toegankelijk zijn. Bakker: ‘Het gaat dan om honderdduizenden documenten die je als organisatie allemaal moet anonimiseren. Het is natuurlijk niet te doen om met de hand al die balkjes zwart te maken. Dus hebben we een robot gebouwd die al die passages er uithaalt. Zo laat je de techniek het werk doen.’





Samenwerken

Dat robots of kunstmatige intelligentie de mens uiteindelijk overbodig maakt, daar is Bakker niet zo bang voor. ‘Mensen heb je nog steeds nodig; je moet het zien als een investering om efficiënter te werken. Daar moet je als organisatie in mee gaan. Als je niet meebeweegt, loop je achter de feiten aan. De Omgevingsdienst doet het wat dat betreft heel aardig, denk ik. Je hoeft het natuurlijk ook niet alleen te doen: in de branchevereniging Omgevingsdienst NL delen alle omgevingsdiensten in Nederland bijvoorbeeld hun kennis en kijken ze hoe ze binnen bepaalde onderwerpen de samenwerking kunnen opzoeken.’



Op het gebied van PFAS bijvoorbeeld, een chemische stof die in veel materialen verwerkt is en die schadelijk is voor de gezondheid en het milieu. Tijdens productieprocessen komt deze stof in de bodem en het water terecht. Daar was jarenlang geen gemeentelijk beleid voor, waardoor onder meer woningbouwprojecten tijdelijk stilgelegd werden, met alle gevolgen van dien. Daarvoor hebben de omgevingsdiensten met elkaar gekeken naar de vraag: hoe kunnen we de met PFAS verontreinigde gebieden in Nederland helder in kaart brengen?







Drones en camera’s

Een ander voorbeeld zijn drones. Bakker: ‘Toen die opkwamen, wilde iedereen zo’n ding hebben. Organisaties leidden er massaal mensen voor op om ze te besturen. Ze zijn ontzettend handig om bepaalde controles uit te voeren bij bedrijven, omdat je vanaf een hoogte kunt kijken waar je niet zomaar bij kunt komen. Hiermee kun je milieu-incidenten voorkomen. Ook kun je in ontoegankelijkere gebieden zien of er illegale bronneringen of grondwatertrekkingen zijn bij bouwprojecten. Maar na verloop van tijd gaan vraagstukken spelen als: aan welke regels moet de inzet van drones eigenlijk voldoen? Hoe kun je die drones op een veilige en verantwoorde manier inzetten? Dat werk je dan parallel aan zo’n ontwikkeling uit. In het Noordzeekanaalgebied hebben we te maken met vliegverkeer, dus gelden er allerlei restricties: bepaalde zones waar we niet of alleen met toestemming mogen vliegen, of alleen binnen een bepaalde periode.’



Bij de inzet van cameratoezicht – nog een innovatieproject binnen de Omgevingsdienst – speelt ook privacy een belangrijke rol: zo spande Tata Steel afgelopen jaar een kort geding aan tegen de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Die had als onderdeel van een pilot een vlijmscherpe camera opgehangen tegenover de kooksgasbriek om 24 uur per dag de uitstoot van rauwe kooks te kunnen opsporen. Daarbij komen namelijk zeer zorgwekkende stoffen vrij die schadelijk zijn voor mens en milieu. De privacy van bezoekers en medewerkers zou hiermee in het gedrang komen, was de mening van Tata Steel. De rechter oordeelde in het voordeel van de Omgevingsdienst: door aan de onderkant van de beelden een privacy-block toe te passen, komen mensen niet herkenbaar in beeld.





Slimmer werken

‘Je moet je huiswerk dus wel goed op orde hebben, voordat je met een innovatief idee daadwerkelijk aan de slag kunt’, vertelt Bakker. ‘Je moet precies weten wat je ermee wil bereiken, welke vragen je er precies mee kunt beantwoorden en welke problemen je ermee op kunt lossen. Als je dat in kaart hebt gebracht, ga je kijken wat ervoor nodig is om het idee toepasbaar te maken: welke regels zijn er? Welke problemen voorzien we? Welke mensen hebben we ervoor nodig? Hoeveel kost het? En pas dan ga je kijken: hoe ziet de uitwerking er concreet uit? Dat hoeft natuurlijk niet altijd een apparaat te zijn, zoals een robot, drone of camera. Het kan ook een nieuwe, slimmere manier van werken zijn.’



De Omgevingsdienst mag dan de eerste omgevingsdienst zijn die met cameratoezicht werkt, het bekijken van die beelden gebeurt nog steeds door medewerkers die daar ontzettend veel tijd aan kwijt zijn. Bakker: ‘Daarom zijn we nu in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam bezig om een algoritme te ontwikkelen dat de kleurverschillen in de camerabeelden detecteert, zodat we niet meer alle beelden hoeven te bekijken, maar alleen die waarop afwijkingen zijn waargenomen. Dat is échte innovatie.’







Een breder beeld

Het project datagedreven werken is nog zo’n voorbeeld van een nieuwe manier van werken. De omgevingsdienst voert duizenden controles per jaar uit bij bedrijven, naar onder andere de milieubelasting. Dat kun je natuurlijk op de traditionele manier doen: een inspecteur rijdt naar het bedrijf toe, voert een aantal metingen uit en brengt hiervan verslag uit. Dat verslag bevat dan alleen momentopnames, terwijl je eigenlijk wil weten wat er het hele jaar door precies gebeurt; je wil een breder beeld krijgen van het naleefgedrag van die bedrijven. En dat niet van één bedrijf, maar van 17 duizend bedrijven in totaal.



Bakker: ‘Datagedreven werken biedt daar een oplossing voor: op basis van alle data die we verzamelen kijken we naar welke informatie we hier precies uit willen halen. Dit kan van alles zijn: hoe staat het met de uitstoot van schadelijke stoffen? Hoe staat het ervoor met de energietransitie of circulariteit? Hoeveel klachten zijn er gemeld? Zo krijg je een continu beeld van hoe zo’n bedrijf – of een groep bedrijven samen – presteert. Op basis van die data kunnen wij als omgevingsdienst dan weer een veel gerichtere boodschap aan die bedrijven terugkoppelen.’





Betere wetgeving

Om te kunnen innoveren, en dat te kunnen blijven doen, is het wel van belang dat het overheidsbeleid hier de mogelijkheid toe biedt – iets wat niet altijd het geval is, zegt Bakker. ‘Wij kaarten het aan bij de overheid als we zien dat het beleid of de wetgeving op een bepaald gebied tekortschiet. Zo is, om maar iets te noemen, de wetgeving momenteel vooral ingericht op emissies: de hoeveelheid geluid die een bedrijf produceert, de hoeveelheid schadelijke stoffen die het uitstoot, noem maar op. Maar niet alleen de emissies dragen bij aan hoe een bedrijf presteert: verouderde installaties of productieprocessen spelen ook een rol. En wij kunnen bedrijven wel opleggen dat ze minder uitstoten, maar als dit door veroudering niet mogelijk is, dan haalt dat weinig uit. Wij sturen daarom aan om de wetgeving hierop aan te scherpen.’



Voor het geurbeleid net zo: verreweg de meeste klachten die bij de Omgevingsdienst binnenkomen over bedrijven, hebben betrekking op geuroverlast. Maar nu is gebleken dat maar twee van de elf opdrachtgevers een geurbeleid hebben: Zaanstad en de Provincie Noord-Holland. Dus als er in het werkgebied van een andere opdrachtgever klachten over geur binnenkomen, dan hebben de medewerkers niet de middelen om daarop in te grijpen. Bakker: ‘Dus agenderen we dat knelpunt, met de vraag om dat zogeheten beleidstekort op te vullen, zodat wij als Omgevingsdienst beter ons werk kunnen doen, het woonklimaat van de bewoners verbetert en uiteindelijk het aantal klachten afneemt.’









Slim innoveren

Ook moet je voor innovatie als organisatie zelf continu scherp blijven op nieuwe ontwikkelingen én de ambitie hebben om die op te volgen. Maar vooral: initiatief nemen om zo’n innovatie tot stand te laten komen, al dan niet met de hulp van andere organisaties of omgevingsdiensten. Bakker: ‘Er komen continu nieuwe, complexe problemen op ons af waar we een oplossing voor moeten vinden. Dat kan op zoveel manieren: je kunt kijken welke kennis je al in huis hebt of een denktank organiseren om te brainstormen. Maar ik vraag mijn medewerkers ook weleens om simpelweg een halfuurtje te googelen hoe ze een bepaald probleem in Zweden of Duitsland hebben aangepakt. Maar ons geld en onze tijd is natuurlijk wel beperkt: we zijn geen laboratorium dat alleen maar bezig is met nieuwe ideeën uitwerken. Daarom moeten we ook het innoveren zelf slim aanpakken, onder andere door goed samen te werken met andere partijen.’



‘Maar het allerbelangrijkste is nog om innovatie niet als doel op zich te beschouwen: het moet een doel dienen. Of je nu tijd wil besparen, complexere vragen wil beantwoorden, meer informatie wil genereren of nieuwe inzichten wil krijgen: het gaat erom dat je er met elkaar slimmer van wordt. Anders schiet het zijn doel voorbij.’